Het Geheimzinnige Eiland<br />De Verlatene by Jules Verne (i read books txt) 📗
- Author: Jules Verne
Book online «Het Geheimzinnige Eiland<br />De Verlatene by Jules Verne (i read books txt) 📗». Author Jules Verne
“Dank u, mijnheer,” antwoordde de onbekende, terwijl hij heenging.
De ingenieur deelde zijn metgezellen mede wat hem was gevraagd en er werd besloten, dat men in de kraal een houten huis zou bouwen, dat dan zoo gemakkelijk mogelijk zou worden ingericht.
Binnen een week was het huis gereed om zijn bewoner te ontvangen. Er werden meubels, een bed, een tafel, een bank, een kast gemaakt en men bracht er wapenen, munitie en werktuigen in.
De onbekende was niet naar zijn nieuwe woning gaan zien maar had op de bergvlakte gearbeid, zoodat het land op nieuw bezaaid kon worden, zoodra het tijd daartoe zou zijn.
Den 20sten deelde de ingenieur den onbekende mede, dat hij zijn woning kon betrekken en deze antwoordde, dat hij nog dienzelfden nacht er wilde slapen.
Dien avond waren de kolonisten in de zaal van het Rotshuis bijeen. Het was acht uur—het uur waarop hun metgezel hen zou verlaten. Om het hem niet lastig te maken, hadden zij hem alleen gelaten en waren zij naar het Rotshuis teruggekeerd.
Reeds eenigen tijd zaten zij daar, toen er aan de deur geklopt werd. Bijna oogenblikkelijk daarna trad de onbekende binnen en zeide:
“Mijne heeren, voor dat ik u verlaat, is het goed dat gij mijn geschiedenis kent.”
Deze weinige woorden maakten een diepen indruk op Cyrus Smith en zijn lotgenooten.
De ingenieur was opgestaan.
“Wij vragen u niets, mijn vriend,” zeide hij. “Het is uw recht te zwijgen....” [61]
Zijn armen had hij over de borst gekruist. Blz. 62.
“Het is mijn plicht te spreken.”
“Ga dan zitten.”
“Ik zal blijven staan.” [62]
“Wij zijn gereed u aan te hooren,” antwoordde Cyrus Smith.
De onbekende stond in een hoek van de zaal, een weinig in de schaduw. Zijn hoofd was ontbloot, zijn armen had hij over zijn borst gekruist, en in deze houding sprak hij op doffen toon, als iemand die zich geweld aandoet om te spreken. Hij deed het volgende verhaal, waarin hij geen enkel maal door zijn hoorders gestoord werd:
“Den 20sten December 1854, wierp een plezierjacht, de Duncan geheeten, het anker voor kaap Bernouilli; het behoorde aan een schotsch edelman, lord Glenarvan. Aan boord van dit jacht bevonden zich lord Glenarvan, zijn vrouw, een majoor van het engelsche leger, een fransch aardrijkskundige, een jong meisje en een knaap. Deze laatsten waren de kinderen van kapitein Grant, wiens schip, de Britannia, een jaar te voren geheel vergaan was. De Duncan stond onder bevel van kapitein John Mangles en had een bemanning van vijftien koppen.
“Dit jacht bevond zich in dien tijd op de kust van Australië om de volgende reden.
“Zes maanden geleden had men in de Iersche Zee een flesch gevonden waarin een stuk besloten was dat in het Engelsch, Fransch en Duitsch was gesteld; de Duncan had deze flesch opgevischt. In dit stuk werd medegedeeld, dat nog drie personen in leven waren van de schipbreuk der Britannia; dat die overlevenden waren de kapitein Grant en twee van zijn manschappen, en dat zij een schuilplaats hadden gevonden in een land, waarvan de breedtegraad in het stuk vermeld stond, maar waarvan de lengte door het zeewater uitgewischt en niet meer leesbaar was.
“De breedte was 37° 11′ ten zuiden. De lengte was dus onbekend, maar volgde men den zeven en dertigsten zuider-breedtegraad over land en zee, dan was men zeker op de plek te komen die door kapitein Grant en zijn lotgenooten bewoond werd.
“Toen de engelsche admiraliteit aarzelde dit onderzoek te ondernemen, besloot lord Glenarvan alles te beproeven om den kapitein terug te vinden. Mary en Robert Grant waren met hem in kennis gebracht. Het jacht de Duncan werd voor een langen tocht uitgerust, waaraan de familie van den lord en de kinderen van den kapitein wilden deelnemen; de Duncan verliet Glasgow, richtte zich naar den Atlantischen Oceaan, zeilde door straat Magelaan en kwam vervolgens door de Stille Zee in Patagonië, waar men door het stuk kon veronderstellen, dat de kapitein gevangen was door de inboorlingen.
“De Duncan ontscheepte hare passagiers op de westkust van Patagonië en vertrok om hen op de oostkust weder in te nemen.
“Lord Glenarvan trok dwars door Patagonië en volgde daarbij den zeven en dertigsten graad; toen hij geen spoor van den kapitein [63]gevonden had, ging hij den 18den November weder aan boord om zijn onderzoek op den Oceaan weder voort te zetten.
“Het voornemen van lord Glenarvan was om Australië door te trekken even als hij Amerika had gedaan, en hij verliet weder zijn schip. Op eenige mijlen van de kust bevond zich een hut, die aan een Ier behoorde; deze bood den reizigers een onderkomen. Lord Glenarvan deelde den Ier mede waarom hij in deze streken gekomen was en vroeg hem, of hij niet gehoord had dat een Engelsche driemaster, de Britannia, nog geen twee jaar geleden op de westkust van Australië was vergaan.
“De Ier had nooit van deze schipbreuk hooren spreken; maar tot groote verwondering van de omstanders zeide een van zijn ondergeschikten:
““Mylord, loof en dank den Heer. Indien kapitein Grant nog leeft dan leeft hij op Australischen bodem.”
““Wie zijt gij?” vroeg lord Glenarvan.
““Een Schot, evenals gij, mylord,” antwoordde deze man, “en ik ben een van de lotgenooten van kapitein Grant, een van de schipbreukelingen van de Britannia.”
“Die man heette Ayrton. Hij was inderdaad de bootsman van de Britannia, zooals zijn papieren ook getuigden. Maar, van den kapitein gescheiden, op het oogenblik dat het schip op de klippen verbrijzelde, had hij tot nog toe gedacht, dat zijn kapitein met de geheele bemanning was omgekomen en dat hij, Ayrton, de eenige overlevende van de Britannia was.
“Het is echter niet op de westkust maar op de oostkust van Australië dat de Britannia verging en indien kapitein Grant nog leeft, zooals het stuk beweert, dan is hij gevangen door de inboorlingen en moet gij hem op de andere kust zoeken.”
“Deze man scheen oprecht en met kennis van zaken te spreken. Men kon aan zijn woorden niet twijfelen. De Ier, die hem sedert een jaar in dienst had, stond voor hem in. Lord Glenarvan geloofde aan de eerlijkheid van dien man en besloot om, volgens zijn raad, Australië door te trekken en daarbij steeds den zeven en dertigsten graad te volgen. Lord Glenarvan, zijn vrouw, de twee kinderen, de majoor, de Franschman, kapitein Mangles en eenige matrozen stelden zich onder het geleide van Ayrton; terwijl de Duncan, onder bevel van den eersten stuurman Tom Austin, naar Melbourne zou stevenen, waar zij op nadere bevelen van lord Glenarvan moest wachten.
“Zij vertrokken den 23sten December 1854.
“Deze Ayrton was echter een schurk.
“Hij was wel is waar bootsman van de Britannia geweest, maar tengevolge van oneenigheid met zijn kapitein, had hij getracht de bemanning in opstand te brengen en zich van het schip meester te maken; kapitein Grant had hem den 8sten April 1852 op de westkust [64]van Australië ontscheept, was vertrokken en had hem achtergelaten, hetgeen rechtvaardig was.
“Deze ellendeling wist dus niets van de schipbreuk van de Britannia. Hij vernam die slechts door het verhaal van lord Glenarvan! Sedert men hem achtergelaten had, was hij, onder den naam van Ben Joyce, opperhoofd geworden der ontsnapte gedeporteerden, en indien hij onbeschaamd volhield dat de schipbreuk op de oostkust plaats had gehad en lord Glenarvan noopte die richting te volgen, was dit slechts, omdat hij hoopte hem van zijn schip te scheiden, zich van de Duncan meester te maken en van dit jacht een kaperschip in de Stille Zee te maken.”
Hier zweeg de onbekende een oogenblik. Zijn stem beefde, maar hij hervatte:
“De expeditie begaf zich op weg en trok Australië door. Zij slaagde natuurlijk niet, daar Ayrton of Ben Joyce, hoe men hem noemen wil, haar leidde, dan eens voorgegaan, dan weder gevolgd door zijn bende ontsnapte veroordeelden, die met het plan in kennis waren gesteld.
“De Duncan lag intusschen voor Melbourne. Men moest nu van lord Glenarvan het bevel zien te verkrijgen, dat de Duncan naar de oostkust van Australië terug zou keeren, waar men er zich dan gemakkelijk van kon meester maken. Na de expeditie dicht bij deze kust te hebben gebracht, dwars door ondoordringbare bosschen, nam Ayrton op zich een brief te bezorgen aan den eersten stuurman van de Duncan, waarin lord Glenarvan aan het jacht bevel gaf zich onmiddellijk naar de oostkust te begeven, naar de baai van Twofold, dat is te zeggen, een paar dagreizen van de plaats waar de expeditie halt gemaakt had. Daar was het dat Ayrton zich met zijn medeplichtigen zou vereenigen.
“Op het oogenblik dat hij den brief zou ontvangen, werd de schurk ontmaskerd en bleef hem slechts de vlucht over. Maar hij zou tot elken prijs dien brief weten te verkrijgen waardoor hij de Duncan kon vermeesteren. Ayrton slaagde daarin en twee dagen later kwam hij te Melbourne.
“Tot nog toe was de ellendeling in al zijn misdadige plannen geslaagd. Hij zou de Duncan naar de baai van Twofold kunnen brengen, waar het aan zijn bende niet moeielijk zou vallen het vaartuig te bemachtigen en wanneer de bemanning omgebracht zou zijn, was Ben Joyce meester op zee. Maar God zou het ten uitvoer brengen van deze heillooze plannen beletten.
“Toen Ayrton te Melbourne kwam gaf hij den brief aan den eersten stuurman, Tom Austin, die aanstonds de bevelen nakwam.
Cyrus Smith besloot een zeer eenvoudige batterij te maken. Blz. 72.
“Men stelle zich echter de teleurstelling en woede van Ayrton voor toen hij den volgenden morgen vernam, dat de stuurman zijn schip niet naar de oostkust van Australië, naar de baai van Twofold [65]voerde, maar naar de oostkust van Nieuw-Zeeland. Hij wilde er zich tegen verzetten, Austin toonde hem den brief!.... En, inderdaad door een vergissing van den franschen aardrijkskundige, die [66]den brief gesteld had, was de oostkust van Nieuw-Zeeland aangegeven als bestemmingsplaats.
“Alle plannen van Ayrton vielen in duigen. Hij wilde zich verzetten. Men sloot hem op. Hij werd medegenomen naar de kust van Nieuw-Zeeland, niet wetende wat er van zijn medeplichtigen zou worden, noch hoe lord Glenarvan zich zou redden.
“De Duncan bleef tot den 3den Maart op de kust kruisen. Dien dag hoorde Ayrton kanonschoten. Het waren de kanonnen van de Duncan, die vuur gaven, en weldra bevonden lord Glenarvan en de zijnen zich aan boord.
“Ziehier wat er gebeurd was.
“Na duizend gevaren en vermoeienissen te hebben doorstaan kwam lord Glenarvan eindelijk op de oostkust van Australië in de baai van Twofold. Geen Duncan! Hij telegrafeerde naar Melbourne. Men antwoordde: “Duncan sedert den 18den vertrokken, bestemmingsplaats onbekend.
“Lord Glenarvan dacht niet anders dan dat het jacht in handen van Ben Joyce gevallen en een kaperschip geworden was!
De lord wilde zijn voornemen echter niet opgeven. Hij was een dapper en ondernemend man. Hij scheepte zich op een koopvaardijschip in en liet zich naar de westkust van Nieuw-Zeeland brengen, volgde weder den zeven en dertigsten graad, zonder een spoor van kapitein Grant te vinden; maar tot zijn groote verwondering vond hij op de oostkust de Duncan onder bevel van den eersten stuurman, die sedert vijf weken op hem wachtte!
“Het was 3 Maart 1855. Lord Glenarvan was aan boord van de Duncan, maar Ayrton was er ook. Hij verscheen voor den lord, die alles van hem te weten wilde komen wat hij van kapitein Grant wist. Ayrton weigerde te spreken. Lord Glenarvan dreigde toen, dat men hem bij de eerstvolgende landingsplaats, aan de engelsche autoriteiten zou overleveren. Ayrton bleef zwijgen.
“De Duncan volgde weder den zeven en dertigsten graad. Lady Glenarvan nam intusschen op zich den weerstand van den bandiet te overwinnen. Ayrton werd door haar toedoen overgehaald te spreken en stelde lord Glenarvan voor, hem niet aan de engelsche autoriteit over te leveren, maar op een der eilanden in de Stille Zee achter te laten in ruil voor hetgeen hij hem zou kunnen zeggen. Lord Glenarvan, die alles wilde aanwenden om iets omtrent kapitein Grant te vernemen, stemde er in toe.
“Ayrton vertelde zijn geheelen levensloop en daarbij ook, dat hij niets van kapitein Grant wist van den dag af dat deze hem op de kust van Australië had ontscheept.
“Lord Glenarvan hield echter zijn eens gegeven woord. De Duncan vervolgde haar weg en kwam bij het eiland Tabor. Daar zou Ayrton worden achtergelaten en daar vond men ook, door een wonder, [67]kapitein Grant en zijn lotgenooten juist op den zeven en
Comments (0)